‘Ze wil zo graag haar witte bloesje aan…’
Huilend loopt de vrouw van middelbare leeftijd langs de bergingen van de flat. Ze blijft maar herhalen; ‘Ze wil zo graag haar witte bloesje aan, maar ik kan het niet vinden.’
Huilend loopt de vrouw van middelbare leeftijd langs de bergingen van de flat. Ze blijft maar herhalen; ‘Ze wil zo graag haar witte bloesje aan, maar ik kan het niet vinden.’
Ik ken haar niet, maar zeg; ‘Kan ik u helpen mevrouw?’ ‘Ik ben de dochter van mevrouw X,’ antwoordt ze. Ja, die ken ik wel. Hoogbejaarde weduwe. Vroeger reed ze met een blauwe Eend, nu met een blauwe rolstoel.
‘Mijn moeder heeft een paar maanden terug weer een beroerte gehad. Ze kon niets meer. We vroegen hulp aan, maar ze vonden dat wij het zelf moesten doen. Mantelzorg weet u wel. Samen met mijn zus zorg ik nu voor haar. We lossen elkaar af. Nu wil ze haar witte bloesje aan, maar die kan ik nergens vinden. Misschien hangt ie in de berging. Moeder was al een tijdje in de war.’ Even was ze rustig, nu huilt ze weer: ‘Ik wil haar zo graag een pleziertje doen, maar ik kan ‘m niet vinden.’ Ze is aan het eind. Moe gemantelzorgd. Troostend maar strijdbaar zeg ik; ‘Uw moeder is er ook niet bij gebaat als u instort. U moet echt opnieuw hulp aanvragen.’ Ik schrijf een paar nummers voor haar op van mensen die misschien kunnen helpen.
Weken later kom ik haar opnieuw tegen. Ze heeft een karretje vol met kleding en persoonlijke spulletjes bij zich. ‘Hoe is het gegaan mevrouw?’ ‘Nou, moeder is in de tijdelijke opvang geweest, maar nu moet ze weer naar huis.’ Haar lip trilt. ‘En krijgen jullie nu meer hulp?’ ‘Ze zeggen weer dat wij het zelf moeten doen. Eigen kracht of zoiets.’ Ik adviseer om duidelijk tegen de instanties te zeggen hoe zij er zèlf aan toe is.
Moet de mantelzorger eerst instorten voordat er hulp komt?
Kees de Jager • GroenLinks - Sociaal Domein
——————————————————————————————————————————